Quantcast
Channel: Harm Klifman » Over de ziel
Viewing all articles
Browse latest Browse all 9

Waar blijft de ziel?

$
0
0

Ontzield?

Het is 8 juni 2010. We staan als kinderen rond het dode lichaam van onze moeder. Ze ligt er vredig bij maar ook wat grauw en stijf. Het leven is er uit, dat is duidelijk. Een zielloos lichaam is het. Of moet ik zeggen: een ontzield lichaam? Dat laatste lijkt me beter omdat het bevestigt dat er voorheen wel een ziel in haar aanwezig was terwijl zielloos dat niet impliceert. In elk geval, er is geen ontkennen aan. Het lichaam ligt er, tastbaar, maar wat is er met haar ziel gebeurd? Het leven is er uit ja, en is dat hetzelfde als zeggen: ontzield, zonder ziel? Zijn ziel en leven dezelfde? 

Filosofie

Ja, ik ken de geschiedenis van de filosofie een beetje, ik weet dat de ziel daar een stevige plek in heeft, vooral als verklarend principe. Maar vanaf dit moment dat ik daar sta, verandert mijn beeld van de ziel in deze geschiedenis. Het helpt mij niet om te begrijpen waar ik nu te midden van haar andere kinderen naar sta te kijken.

Het gebeurt me vaker, vooral de laatste jaren dat gebeurtenissen in het leven, heel concrete zaken, opeens dooraderd worden met een verbinding naar de filosofie. Alsof de kennis die ik in de loop der jaren tot me nam tot leven komt en voor een tweede keer bezit van me neemt. Niet langer als interessante informatie en als antwoord op nieuwsgierigheid, maar nu betrokken op mijn persoonlijke bestaan en kijken naar de wereld om mij heen. Om het kort samen te vatten: dingen die je al heel lang weet begin je opeens te begrijpen. Zoiets is het. En nu dus met de ziel, maar zonder die te kunnen (be)grijpen.

Misschien helpt erover te lezen. Elders in dit dossier zijn leesverslagen opgenomen van publicaties van Joke Hermsen en Gerard Visser. Ook verzamel ik citaten uit boeken waarin de ziel een rol speelt.

Penfield-procedure

Onlangs las ik het essay dat arts en filosoof Bert Keizer vorig jaar schreef ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie, het boek Waar blijft de ziel? Ook Kiezer komt er uiteindelijk niet uit, maar dat is nog geen reden om zijn zeer toegankelijke, heldere en uitdagende essay ongelezen te laten. Integendeel! Juist zijn polemiek met de Swaabs van deze tijd die het wezen van de mens reduceren tot diens brein snijdt hout en is bovendien vermakelijk om te lezen. Wij zijn ons brein. Keizer: “In deze op het oog eenvoudige mededeling ligt een hele wereld vol verwarring, misverstand en onwetendheid besloten” (p. 12). Anders gezegd, hij droogt ze af en als je al sympathie had voor de reductie dan ben je na lezing van Keizer daarvan wel genezen. En al komt ook Keizer er niet uit, dat is in elk geval winst.

Keizer begint zijn essay met een werkelijk ijzersterke opening: het verslag van een neurochirurgische ingreep volgens de Penfield-procedure: ‘ een huiveringwekkend gebeuren’: voordat hersenweefsel wordt verwijderd wordt de patiënt met open schedel (dus tijdens de operatie) wakker gemaakt om na te gaan wat er bij verwijdering aan functie verloren gaat. De patiënt moet vragen beantwoorden waarna de operatie wordt vervolgd. “Het onzegbaar vreemde van de Penfield-procedure is dat je het idee hebt ineens pal boven de brein-geest-relatie te staan.” (p. 11).

Zoals gezegd, de ziel heeft haar plaats in de geschiedenis van de filosofie, en niet zo’n kleintje ook. Keizer passeert de belangrijkste ankerplaatsen van de tocht die het denken over de ziel door de eeuwen heen heeft afgelegd, van Homerus en de Pre-socraten, via Plato en Descartes naar Wittgenstein (“Het menselijk lichaam is het beste beeld van de menselijke ziel”) naar de neurosofen van deze tijd.

Neurosofen

Neurosofen, dat zijn “hersenonderzoekers als Dick Swaab en Victor Lamme, die hun resultaten een filosofisch bedoelde duw geven waardoor ze menen vanuit hun laboratorium in een klap midden in de geesteswetenschappen van de mens te belanden.” (p. 58). Keizer zet heel wat in stelling om de neurosofen in hun vaak verzwegen ambities te pareren. Wellicht is dit de aanleiding tot dit boek, het is niet de hoofdstelling noch de apotheose ervan. Keizer zet volgende stappen, onder meer door uitvoerig in te gaan op een publicatie van Alva Noë uit 2009 die zich keerde tegen de neurowetenschappers David Hubel en Torsten Wiesel, beide Nobelprijswinnaars. Noë verwijt neurowetenschappers dat zij geest/bewustzijn/ziel zien als “een probleem dat moet worden opgelost door te zoeken in de hersenen” (p. 119). Noë vraagt zich af: hoe kom je in je brein tot een beeld van iets? Concreter: er zijn allerlei impulsen richting het brein, dat is evident, maar waardoor en waar ontstaat er een beeld, een plaatje? Zit er ergens een oog achter het oog dat het plaatje in de hersenen bekijkt, ziet?

Om te begrijpen wat zien echt is moeten we, aldus Noë de hersenen verlaten en het zoeken in de interactie tussen drie entiteiten: het lichaam, het brein en de wereld. “De ziel, bewustzijn, geestelijk leven, is niet iets dat in ons gloeit of dat op ondoorgrondelijke wijze in ons verwijlt – het is iets dat we doen.

Spannend

Kijk, daar wordt het raadsel van de ziel weer spannend van. Ook voor Keizer trouwens die aanvankelijk opgetogen was van de simpele, de onthutsend simpele waarheden van Noë. “Deze biologische manier van kijken naar wat het brein doet of helpt te doen, is een uitdrukkelijke stap weg van het oordelende, denkende, filosoferende brein van Plato en Descartes. Zij waren vooral gecharmeerd van de kennende ziel die zich, boven alle zintuiglijke informatie uit, tot de essentie van de zaak richtte. Dat kwam mede door hun verlangende blik op de eeuwigheid” (p. 128). Hersenen zijn er om alledaagse probleempjes op te lossen. Ons brein stelt ons in staat om overeind te blijven in de turbulentie om ons heen. Noë komt heel ver met zijn verhaal maar heeft volgens Keizer geen verklaring voor de eigenheid van zoiets als ‘beleving’ die eigen is aan het menselijk handelen. Zonder ‘belevingswoorden’ “is het onmogelijk om verhelderend te spreken over biologische wezens zoals wij”.

Keizer uiteindelijk: “Ik geloof niet dat Noë erin is geslaagd om het prettige van een kus of het akelige van een klap geheel tot zijn recht te laten komen in de fascinerende samenkomst van Brein, Lichaam en Wereld”.(p. 136)

Neemt niet weg dat er tussen die drie wel een duidelijk samenhang is. Neem hersenbeschadiging: die leidt tot ander gedrag, tot een andere, een beschadigde ziel. Er is dus een relatie zonder dat helemaal duidelijk is hoe die werkt. “Noë laat zien dat bewustzijn niet kan ontstaan in het brein, maar dat je voor bewustzijn naast een brein ook een lichaam nodig hebt. Hoewel Noë net als Wittgenstein bij eerste lezing een kolossale opluchting veroorzaakt in de perplexe lezer, blijven we wederom zitten met een gevoel van onvolledige ontlediging, want het is niet duidelijk of de geest op begrijpelijker wijze oprijst uit het trio brein, lichaam en wereld dan uit het brein alleen” (p. 144) En zo eindigt ook Keizer met een raadsel, het raadsel van de ziel.

Wijsheid

Het aardige van dit filosofische essay is dat het in heldere taal is geschreven en is gelardeerd met vele concrete voorbeelden, vaak uit het alledaagse leven zodat het verre staat van allerlei abstracte redeneringen zonder concrete verwijzingen. Wijsheid hoeft niet ingewikkeld te zijn. De charme van wijsheid is juist haar eenvoud en evidentie.

Keizer komt er dus ook niet uit. Maar heeft ons wel veel te vertellen.

Share


Viewing all articles
Browse latest Browse all 9

Latest Images





Latest Images